Plantaardige ingrediënten in kattenvoer,

Is dit te verteren voor een vleeseter?

                                                                                                                                 

 

De kat is een obligate carnivoor, dit betekent een ware, strikte vleeseter die er in de vrije natuur niet voor zal kiezen om in plaats van vlees planten te eten.  Toch zitten er in het hedendaags geproduceerd kattenvoer (brokjes en natvoer) heel vaak plantaardige ingrediënten. Dit lijkt dus tegengesteld aan elkaar.

 

De spijsvertering van de carnivoor(vleeseters) is gericht op het verteren van dierlijke cellen (vlees). Het spijsverteringskanaal is veel korter dan dat van herbivoren (planteneters) en omnivoren (alleseters). Dit komt omdat dierlijke cellen makkelijker en sneller te verteren zijn dan plantaardige cellen. Dierlijke en plantaardige cellen verschillen namelijk van bouw. Dierlijke cellen hebben een celmembraan, cytoplasma en een celkern. Plantaardige cellen hebben een celwand, een celmembraan, cytoplasma, bladgroenkorrels, een vacuole en een celkern. De celwand vormt een extra laag om de celmembraan en bestaat uit de taaie stof cellulose. Het spijsverteringskanaal van de herbivoor is lang omdat het afbreken van de celwanden erg moeilijk is, hoe langer het voer in het spijsverteringskanaal blijft, hoe meer voedingsstoffen eruit gehaald kunnen worden.

 

 Spijsverteringsstelsel van de kat:

De bek

Deze is bekleed met slijmvliezen. In de bek zitten de tanden, de kiezen, tong en de uitmondingen van de speekselklieren. De kat kauwt zijn voedsel niet maar scheurt en knipt het in stukken. Hiervoor gebruiken ze hun hoektanden en knipkiezen. De knipkiezen zijn scherp en hebben geen maalvlak.

Het speeksel in de bek wordt niet gebruikt voor vertering. Het speeksel bevat ook geen enzymen die koolhydraten afbreken. Het dient alleen ter bevochtiging van het voedsel zodat het makkelijk door het maagdarmstelsel kan.

De slokdarm

Via de slokdarm gaat het voedsel naar de maag. De kringvormige spieren van de slokdarmwand trekken in een bepaald ritme samen en duwen zo het voedsel naar de maag. Door deze beweging wordt het voedsel gekneed en vermengd met het speeksel. Er vindt geen vertering plaats in de slokdarm.

De maag

Bij de kat begint de chemische vertering in de maag. De maagsapklieren in de maagwand scheiden maagsap af. Dit bestaat uit water, zoutzuur en pepsine (enzym). Pepsine breekt eiwitten af tot kleine eiwitten en vervolgens tot aminozuren. Aminozuren kunnen door de darmwand heen naar het bloed, zodat de cellen van het lichaam er weer eiwitten van kunnen maken. Pepsine werkt alleen in een zure omgeving. De maag zorgt voor deze zure omgeving door het zoutzuur in het maagsap. Dit zuur doodt ook bacteriën en ziekteverwekkers die meegekomen zijn met het voedsel.

De maagwand maakt een dik, taai slijm aan ter bescherming van zichzelf. Dit is nodig omdat de maagwand ook uit eiwitten bestaat, zonder deze beschermlaag zou de pepsine deze eiwitten ook omzetten. De uitgang van de maag is een kringspier (pylorus) die alleen kleine deeltjes doorlaat naar de dunne darm.

De darmen

De dunne darm bestaat uit drie delen: het duodenum, jejunum en het ileum. De dunne darm kneedt het voedsel en vermengt het met verteringsenzymen. In het duodenum wordt een neutraliserende stof (bicarbonaat) toegevoegd aan het voedsel die de zuurgraad omlaag brengt. Vlak bij de dunne darm ligt de pancreas. Deze maakt hulpstoffen ten bate van de vertering. Deze worden via het pancreas sap afgegeven aan de dunne darm via een afvoerkanaal. Het pancreas sap bevat verteringsenzymen zoals trypsine (helpt bij de vertering van eiwitten tot aminozuren), lipase (voor de vertering van vetten tot vetzuren) en amylase (voor de vertering van koolhydraten tot glucose). In de dunne darm wordt ook gal afgegeven door de lever. Gal speelt een rol bij de vertering van vetten, het vormt kleine vetbolletjes waardoor de lipase in kan werken op het vet.

De jejunumwand is de plek waar het bloed de aminozuren, vetzuren en glucose weer opneemt. Alle cellen van het lichaam gebruiken deze stoffen om eiwitten, vetten en koolhydraten te maken of om ze te verbranden voor energie. Niet bruikbare onverteerde resten gaan door naar de dikke darm.

De dikke darm haalt het vocht uit het verteerde voedsel en ook de zouten, deze gaan door middel van resorptie terug naar het bloed. De dikke darm bevat bacteriën en protozoën (de darmflora) die de resten van het voedsel verder verteren waarna bruikbare stoffen via de darmwand door het bloed worden opgenomen.

De anus

Dit is het laatste gedeelte van het spijsverteringsstelsel: de uitgang naar buiten voor de onverteerde resten.

 

Het menu van de kat in het wild

De gedomesticeerde kat stamt af van de wilde kat. Er wordt aangenomen dat de domesticatie zo’n 9000 jaar geleden in het Midden-Oosten is begonnen. Opgravingen van deze katten hebben, door DNA-onderzoek van botten, tanden en vacht, aangetoond dat deze genetisch nauwelijks te onderscheiden zijn van de wilde kat en de hedendaagse gedomesticeerde kat. Ook is aangetoond dat zijn menu bestond uit kleine prooidieren (vogels, knaagdieren en reptielen).

 De hedendaagse kat, die zich door omstandigheden in het wild moet zien te redden, zal dit nog steeds doen door zich dan ook te voeden met kleine prooidieren. Ook katten die thuis voldoende voedsel aangeboden krijgen, zullen meestal buiten nog steeds op jacht gaan naar een prooi.

Kleine prooidieren bestaan, naast vocht, voor het grootste gedeelte uit eiwitten en vetten.

De kleine hoeveelheid koolhydraten in kleine prooidieren (bij een muis zo'n 2%) bestaat hoofdzakelijk uit de (plantaardige) maag- en darminhoud.  De aanwezige vezels zijn niet verteerbaar en dienen om de ontlasting soepel te maken.

                                  .

Het hedendaags menu

Voor de voeding van de huiskat zijn er tegenwoordig talloze opties. In grote lijnen zijn er drie vormen: droge brokjes, natvoer (in blik of zakjes) en vers vlees.

Rauw vers vlees voor katten kan kant en klaar worden gekocht of zelf worden samengesteld. De reden voor zelf samen te stellen is meestal om katten zo natuurlijk mogelijk te laten eten. Het is dan ook niet aannemelijk dat er dan voor gekozen zal worden om hier plantaardige ingrediënten aan toe te voegen. Kant en klaar (diepvries) rauw voer voor katten bevat geen of nauwelijks plantaardige ingrediënten.

Natvoer voor katten kent heel veel verschillende samenstellingen: er is natvoer zonder plantaardige ingrediënten en natvoer met nauwelijks vlees en alles er tussenin.

In droge brokjes zitten altijd plantaardige ingrediënten, minimaal hetgeen nodig is om brokjes aan elkaar te plakken en er zijn brokjes met heel veel plantaardige ingrediënten.

Ook bestaat er vegetarisch en veganistisch kattenvoer. Dit bestaat uit plantaardige ingrediënten aangevuld met voor de kat essentiële aminozuren en vitamines.

 

 Plantaardige ingrediënten

Plantaardige onderdelen van kattenvoer kunnen bestaan uit eiwitten, koolhydraten en vetten.

 

 Koolhydraten

Koolhydraten zijn verbindingen van glucose. Glucose dient als brandstof voor de cellen. Om van koolhydraten glucose te maken moet de spijsvertering ze eerst afbreken.

Koolhydraten hebben verschillende eigenschappen: Sommigen dienen als energievoorziening, anderen hebben invloed op de spijsvertering en weer anderen houden water vast waardoor ze dienen om de ontlasting soepel te maken.

Ze kunnen worden ingedeeld in drie groepen aan de hand van de grootte van de moleculen

  1. De suikers

Hoeven nauwelijks verteerd te worden waardoor ze snel in de bloedbaan worden opgenomen en de bloedsuikerspiegel laten stijgen. Ze worden onderverdeeld in mono (1 molecuul) – en disachariden (twee moleculen).

  1. Oligosachariden

Deze bestaan uit 3 tot 9 aan elkaar gekoppelde monosacchariden. Sommigen kunnen niet door de spijsvertering van de kat worden afgebroken en dienen als voeding voor de darmflora.

  1. Polysachariden

Deze kunnen wel uit 10.000 moleculen bestaan. De meest bekende is cellulose. Polysachariden kunnen worden onderverdeeld in zetmeel en vezels.

Zetmeel: Dit komt voornamelijk voor in wortels van de plant en zaden (granen kunnen wel uit 80% zetmeel bestaan).  Het bestaat voornamelijk uit amylose en amylopectine, die zijn opgebouwd uit glucosemoleculen. Een zetmeelmolecuul kan uit duizenden eenheden glucose bestaan.

Vezels: Dit zijn plantaardige celwanden. De spijsvertering van de kat kan deze niet afbreken maar de bacteriën in de dikke darm kunnen deze fermenteren; ze worden daar omgezet in hoofdzakelijk korteketenvetzuren, die een belangrijke bron vormen voor de hersenen en het immuunsysteem. Er zijn ook niet fermenteerbare vezels; deze zorgen voor een verzadigd gevoel en nemen vocht op waardoor de ontlasting soepel wordt.

De vertering van koolhydraten

De aanwezige koolhydraten in kattenvoer zijn altijd voorbewerkt (gemalen en verhit). Rauw kunnen ze niet worden verteerd omdat het spijsverteringstelsel van de kat de celwanden niet af kan breken.

De koolhydraten in kattenvoer zijn meestal polysachariden (zetmeel) en voor een klein gedeelte vezels. Omdat er in het speeksel van katten geen amylase zit (het enzym om de koolhydraten te verkleinen tot glucosemoleculen) begint de vertering pas in de dunne darm waar amylase wordt afgegeven door de pancreas.

Onderzoek heeft aangetoond dat er een plafond zit aan de hoeveelheid koolhydraten die de kat kan verwerken, namelijk ongeveer 330kJ per dag. De verklaring hiervoor is dat er een grens is aan de mogelijkheid tot glucoseopname en dat de pancreasamylase gelimiteerd is. Koolhydraten die niet kunnen worden verwerkt, belanden komen via de dunne darm onverteerd in de dikke darm waar deze fermenteren. Dit verandert de microbiële omgeving en kan leiden tot symptomen zoals diarree, winderigheid, opgeblazen gevoel, bacteriële overgroei en ernstige ziekten zoals chronische darmontsteking. Koolhydraten die wel worden verwerkt in het lichaam maar niet worden verbrand, worden opgeslagen als vet.

 

Eiwitten

Eiwitten bestaan uit aminozuren. Er zijn ruim 20 aminozuren waarvan er voor de kat 11 essentieel zijn. Eiwitten zijn nodig voor de opbouw en herstel van cellen, spieren, hormonen, enzymen en afweerstoffen maar kunnen ook gebruikt worden als brandstof. Omdat eiwitten niet worden opgeslagen is het van belang dat er voldoende van binnenkomt via de voeding.

In principe bestaan eiwitten uit plantaardig en dierlijk weefsel uit dezelfde aminozuren. Het verschil zit in het aantal aminozuren: eiwitten uit dierlijk materiaal zijn compleet (bevatten alle aminozuren) en uit plantaardig materiaal niet. Een aantal essentiële aminozuren voor de kat zoals arginine, taurine en methionine komen alleen voor in dierlijke materiaal en zullen dus bij voeding met eiwit uit plantaardig materiaal moeten worden toegevoegd.

De vertering van eiwitten

De vertering van eiwit begint in de maag. Met behulp van een enzym uit het maagsap worden ze afgebroken tot peptiden (moleculen bestaande uit verschillende aminozuren). De peptiden worden in de dunne darm afgebroken tot aminozuren. Deze worden via de darmwand opgenomen in het bloed. Overtollige eiwitten worden niet opgeslagen.

 

 Vetten

Vetten leveren energie en zijn essentieel voor de opname en beweging door het lichaam van bepaalde vitaminen.

De vertering van vetten

Deze begint in de dunne darm. Gal uit de lever zorgt voor het emulgeren (kleine druppeltjes maken van vet) zodat de enzymen er beter op in kunnen werken. De alvleesklier vormt een enzym dat vet afbreekt en hierbij ontstaan vetzuren. Ook de dunne darm vormt een vetafbrekend enzym. De vetzuren worden door de darmwand opgenomen en daar weer opgebouwd tot vetten.

Voor de kat zijn de met name vetzuren linolzuur en arachidonzuur belangrijk voor veel organen waaronder de huid, nieren en voortplantingsorganen.

Linolzuur komt veel voor in vet uit plantaardige materiaal en minder in dierlijk maar de van linolzuur afkomstige afgeleide essentiële vetzuren komen alleen voor in vet uit dierlijk materiaal. De kat zelf kan linolzuur slechts in beperkte mate omzetten naar de afgeleide vetzuren. Ook het voor de kat essentiële arachidonzuur komt alleen voor in vet uit dierlijk materiaal.

 

 Waarom en hoeveel plantaardige ingrediënten in het voer

Ondanks dat de kat een echte vleeseter  is wordt er in geproduceerd kattenvoer toch gebruik gemaakt van plantaardige ingrediënten. Redenen hiervoor zijn dat koolhydraten nodig zijn bij de productie van droge brokjes, ze hebben een bindende werking en zorgen ervoor dat de brokjes niet uit elkaar vallen. Ook zijn koolhydraten een goedkopere bron van energie dan eiwitten uit dierlijk materiaal en zijn eiwitten uit plantaardig materiaal weer goedkoper dan deze uit dierlijk materiaal.

Op het etiket van kattenvoeding moeten de verplichte analytische bestanddelen: Ruw eiwit, ruw vet, ruwe celstof en ruwe as worden vermeld. Niet verplicht is te vermelden of de bron plantaardig of dierlijk is en dit gebeurt dan ook niet. Koolhydraten hoeven helemaal wettelijk niet vermeld te worden. (8)

Deze kan de consument wel zelf berekenen door de formule voor droge brokjes:

100% - eiwit- vet- ruwe celstof – ruwe as- vocht - = koolhydraten die energie leveren

Voor natvoer (omdat een groot gedeelte vocht is) moet er eerst worden omgerekend naar droge massa:

Dus 100% min vochtpercentage is 100% droge massa, hiervan moet eiwit, vet en ruwe celstof (allen ook in % van de droge massa) in mindering worden gebracht om het % koolhydraten te vinden.

 

Conclusie

Het spijsverteringstelsel van de kat is kort en niet geschikt om plantencellen te verteren. Wanneer deze vooraf worden bewerkt (bijv. door verhitting) in geproduceerd kattenvoer is dit wel mogelijk. Bij koolhydraten zit hier wel een plafond aan, niet verbrande koolhydraten worden opgeslagen als vet en niet verteerde koolhydraten belanden in de dikke darm waar ze fermenteren en effect hebben op het microbioom wat kan zorgen voor lichamelijke klachten. Het is dus belangrijk voor de eigenaar om bij geproduceerde voeding de koolhydraten te berekenen en daarnaast het gewicht van het dier als mede de ontlasting goed in de gaten te houden om gezondheidsproblemen te voorkomen.

Eiwitten uit plantaardig materiaal worden verteerd zoals deze uit dierlijk materiaal, ze missen voor de kat echter enkele essentiële aminozuren.  Vet uit plantaardig materiaal wordt ook dezelfde manier verteerd als dierlijk, voor de kat missen ze enkele essentiële vetzuren.

Natuurgeneeskundige visie:

Het doel van de inname van voeding is om het lichaam zo goed mogelijk te voorzien in alles wat het nodig heeft. Wat er door het lichaam verteerd kan worden hoeft niet ook per definitie het allerbeste voor de gehele gezondheid te zijn en/of hoeft niet voorzien te zijn van alle essentiële voedingsstoffen.

De kat is duizenden jaren genetisch niet veranderd. Zijn spijsvertering is die van een carnivoor. Wanneer de keuze aan het dier wordt gelaten, valt de keuze nog steeds op nagenoeg dezelfde verhouding zoals deze in kleine prooidieren aanwezig is, het voedsel wat duizenden jaren geleden ook werd genuttigd. Deze balans is dus voor de kat belangrijk.

Vanuit natuurgeneeskundig oogpunt is de meest natuurlijke voeding, met alle voedingsstoffen in de juiste verhoudingen passend bij de diersoort (carnivoor, dus vlees) in de altijd al gekozen verhoudingen van het prooidier de beste keuze om de gezondheid van het dier en totale balans te ondersteunen.